„Wir klatschen für den grote fiets!“ Ik ben er onderhand wel aan gewend dat mijn dochter Duitse liedjes zingt. Haar eerste hit was Ringel Ringel Rosen, schöne Aprikosen, met dank aan de Krabbelgruppe. Sinds kort gaat ze naar de Kindergarten. Daar kondigt om klokslag negen uur een triangel de Morgenkreis aan. De kinderen gaan in een kring zitten met hun begeleid(st)ers, wensen elkaar een goede morgen en zingen enkele liedjes.
Ik heb het grote genoegen gekend zo’n Morgenkreis te mogen meemaken tijdens de Eingewöhnung. In Duitsland brengt men een kind namelijk niet zomaar naar een kribbe, Kindergarten of school. Op dag één brengt het Elternteil – inzake genderneutraal formuleren heeft men de Duitser geen lessen te leren – een uurtje met het kind in de instelling door. De volgende dag misschien anderhalf. Tegen het einde van de eerste week wordt er voorzichtig toegewerkt naar het tijdelijke scheiden van ouder en kind: dan mag je je vijf minuten in de ouderruimte gaan verstoppen. Vakantiedagen van jonge ouders worden goed besteed.
In de Kindergarten zingt Aiko zelden mee, maar dat maakt ze thuis ruimschoots goed. Op eender welk uur van de dag kan ze een Morgenkreis bijeenroepen, die bij gebrek aan Kindergartenvriendjes dan maar bevolkt wordt met haar onwillige broer, haar brave vader en enkele speelgoedjes. Vandaag zijn de gelukkigen de stoere loopfiets die ze van de Sint heeft gekregen, een rijdende muis en een driewieler. “Wat kunnen we voor jou doen, muis? Klatschen? Rollen? OK, rollen.” We klappen dus niet in onze handen für die Muis, we rollen onze armen over elkaar.
Voortdurend verzint ze regeltjes, mijn tedere tiran
Tot voor kort hield Aiko het Duits en het Nederlands netjes uit elkaar, maar tegenwoordig mixt, mengt, mêleert ze naar hartenlust. Gelukkig bewaart ze daarbij haar voorliefde voor emfatische vooropplaatsing: Ein Apfel wil Aiko, Hände wassen gaat Aiko, mit komt Aiko. Bovendien licht ze ook vaak haar taalgebruik toe. “Wasser, papa! Ja, de kindjes zeggen Wasser en papa zegt water. En nu gaat Aiko een kiwi essen.”
In de Morgenkreis is het weer prijs. “Welke heute is het? OK, dinsdag.” Daarbij lijkt mijn ratelmeisje te vergeten dat ik, in tegenstelling tot fiets, driewieler en muis, wél kan antwoorden op een vraag. En dat het vandaag maandag is. “Het is vandaag maandag, Aiko.” – “Ha, maandag, dat wist ik nog niet. Maar nu moet jij een boekje pakken.” Hak, tak. Als ik niet snel een boekje in mijn handen heb, mag ik niet meezingen. Voortdurend verzint ze regeltjes, mijn tedere tiran, en ik gehoorzaam graag. Voor een heerser, zegt Machiavelli, is het beter gevreesd te worden dan geliefd te zijn, maar heeft hij ooit een door en door schattige dwingeland gekend, een dictator die je doet smelten? Ik durf het te betwijfelen.
“Papa, pak nu een boekje, ik heb dat toch gesagt? Ja, jij zegt gezegd en ik zeg gesagt.” Wat een heerlijke zin, dochtertje. Wat kijk ik uit naar de duizenden taalspelletjes die wij nog gaan kunnen spelen. De kindjes zeggen bellen, maar wij zeggen blaffen. Haha, een hond met een telefoon! Nog mooier zal het zijn om samen met jou plannetjes te smeden. Wat zou ik ervan genieten om je tegen een goed bedoelende Duitser te horen zeggen: “Als we niet in de tuin zijn, bell dann mal an die Tor.” Met die pretoogjes van jou, en dat talent voor onweerstaanbare dwang, lijkt het mij een kwestie van tijd voor we hier een Duitser naar onze goal zien blaffen.
Geweldig beschreven, jullie gaan nog veel pret beleven met dat hummeltje