L♥ en ik staan beiden met één vinger in de lucht in de badkamer, zien van elkaar dat we daar zo staan en vragen ons simultaan af hoe het zover is kunnen komen. We waren allebei bezig met iets dat we ons niet meteen voor de geest kunnen halen, terwijl we elk één ooghoek voor onze badende kinderen reserveerden. Het andere oog was ergens naar op zoek, ongetwijfeld ook vanuit een hoek. Nog twee ooghoeken over, dacht ik nog. Wat zou het mooi zijn om die ook te kunnen gebruiken ter optimalisatie van onze multi-tasking, al zijn het duidelijk niet onze ogen, maar onze hersenen die de rol hier lossen.
Sinds enkele maanden kennen we het aangename gevoel de kinderen in bad te kunnen laten zitten zonder vrees voor verdrinking. Onze dochter is drieënhalf en betrouwbaar en onze zoon, tja. Eerder zal hij zijn oog uitsteken met de badkraan, een ongelukkige neuslanding maken op de ongenadige tegelvloer of een van zijn kleine klauwvingertjes kneuzen tussen de stop en het afvoergat dan verdrinken. Zelden verstrijkt een minuut zonder dat hij gewisse stappen zet in de richting van één dezer calamiteiten. L♥ en ik verlaten dan ook nooit tegelijk de badkamer.
Daar is anders alle reden toe. Aiko doet experimenteel onderzoek naar de invloed van water op geluidsgolven. Sinds ze bevrijd is van oren-onder-waterfobie ligt ze vaak, lichamelijk volledig ontspannen, minutenlang bewegingloos in bad. Aanvankelijk lijkt ze dan volledig zen, een duiker in spe, maar dan gaat de klankkast open. “Horen jullie mij?” – “Ja, schat” – “horen jullie mij?” – “Ja, muisje.” – “Horen jullie mij?” Zo gaat dat even door, het volume neemt toe. “Ik hoor mij niet!” – “Wij wel, schat” – “Ik hoor mij niet!” – “Dat komt omdat je met je oortjes onder water ligt.” – “Waarom?”
“Omdat dat zo is!” Sem mengt zich luidkeels in het debat. Over het stemvolume van zijn zus beschikt hij niet, over een standaardantwoord op de vermaledijde waarom-vraag wel. Niet dat hij zelf vies is van de vraag der vragen: als kinderen maar zestien maanden schelen, overlappen hun waarom-fases elkaar, en geen klein beetje. Hij vaart met een plastic bootje naar een plastic kikker, hij laat ze elkaar woordenloos aankijken en besluiten naar de bodem van het bad te duiken. Een mens zou gaan denken dat de rust wederkeert. “Waarom?” – “Omdat dat zo is!” – “Waarom?” – “Omdat dat zo is!” – “waaro-om!!” – “Omdat DAT ZO IIIIIIIIIIIIIIIIIISSSSS!”
Als kinderen maar zestien maanden schelen, overlappen hun waarom-fases elkaar, en geen klein beetje
Als ze elkaar op die manier beginnen opnaaien, is het altijd uitkijken wie er als eerste barst, breekt, door het lint gaat. Aiko heeft het overwicht van de oudste. Sem heeft het voordeel van het middagdutje: hij zit frisser. Aiko slaapt niet meer ’s namiddags sinds ze haar tutje naar de Sint heeft opgestuurd. Om escalatie te vermijden proberen we het getier tot gezang te kanaliseren, in de hoop nog even verder te kunnen doen wat we aan het doen waren, want op dat moment wisten we dat nog, L♥ en ik. The wheels on the bus go round and round. Geplons als begeleiding. Die Räder vom Bus gehen rundherum. Dan volgen macaronische versies met willekeurige taalvermenging. Heerlijk.
Om onduidelijke redenen verandert het gezang plots in een dialoog. De kikker wordt te koop aangeboden als een bord spaghetti, het bootje als appeltaart. Naast voor de hand liggende lekkernijen hoor ik ook kampeerartikelen verkopen; ze zijn de vakantie nog niet vergeten. Slaapmatten, gasvuren, spankoordjes: de voorraad in bad is onuitputtelijk. “Wie wil er een curverbak?” Wat blijft dat heerlijk klinken uit de mond van ons kleine meisje, hoe onwaarschijnlijk luid ook. Maar dan moet de strafste koopwaar nog komen: een familie-ijsje, wat dat ook moge wezen. Aiko vermoedt dat er veel interesse voor zal bestaan, want de kopers moeten zich uitdrukkelijk kandidaat stellen: “Melden! Finger hoch!”
L♥ en ik steken onze vinger op, en de rest is geschiedenis.
😄😄😄😄😄😄heerlijk!