Om de kortste weg te nemen naar het oude café, zou ik het kruispunt schuin moeten oversteken. De deur staat tussen de twee gevels van het hoekhuis, uitnodigend gericht op de overstaande hoek, waar ik me sta te bedenken dat ik wel houd van 225 graden. Een grijze, proper gewassen BMW zoeft claxonnerend langs. De bestuurder heeft eerder iets te vieren, dan iets alarmerends gezien; sjaals en lintjes flapperen uit zijn wagen. Stonden er daarnet nu geen sanseveria’s achter de ramen, tussen de oranje-grijze gordijnen? Muziek. Wannes Van de Velde zou niet verkeerd zijn, of Guido Belcanto.
Binnen is het warm en licht. Twee mannen zitten tegenover elkaar. Ze lijken niet echt met elkaar te praten, maar er is een intense wederzijdse aandacht, onverstoorbaar te midden van de drukke bedoening, het af en aan van voorgerechtjes, aperitieven en cadeautjes. Hun ogen staan levendig, een tikje vochtig van ontroering of plezier. Van de rook zal het niet zijn; die hangt hier al vele jaren niet meer. Ik versta niet wat ze zeggen, maar meen het woord auto op te vangen.
De oudste kan verhalen vertellen. Over boten lossen in de haven, toen je daar nog met de fiets naartoe kon vanuit Schoten, recht door de polder, zonder langs drukke banen te moeten. Over zijn stiel, over zijn muziek, over de vrijwillige brandweer. De andere zou daar niet veel van verstaan. Hij weet niet wat polders, schrijnwerkers of bugels zijn, kent Gaston en Leo niet. Hij leeft in de wereld van Bumba, Plop en Hopla. Hij is 85 jaar jonger.
“Papa!”, roept hij, nu hij me na een minuut of twee eindelijk in de mot gekregen heeft. Ik zwaai eens en realiseer me dat ik hier al die tijd heb stilgestaan, met het kratje wijn voor het feest in mijn handen. “Opa!”, roept hij wijzend. Hij lacht, schittert als zijn mama. L♥ heeft het ook gehoord. Het is háár opa. Genietend zit hij tussen zijn kinderen, kleinkinderen en drie achterkleinkinderen, zijn trots, zijn plezier. Vroeger was Sem bang voor hem, nu houdt hij niet op met opa-roepen, gierend, dolgelukkig. Ik word er week van. Ik zou eens goed moeten vloeken om weer een man te zijn, of hoe zegt Felix Timmermans het ook weer?
Dat mag zelf gebakken zijn
Later zitten we met de hele familie rond de tafel. Sem vraagt brood. Dat lust hij graag. En daar mag gerust zuurdesem in zitten. Voor opa ook. Voor L♥ niet. Geef haar maar een gewoon Belgisch broodje. Dat mag zelf gebakken zijn, maar dan met gist graag. Nochtans zijn de Duitsers erg trots op hun Sauerteig. Groot was de ontzetting bij L♥’s collega’s toen ze zei dat bijna alle Belgen hier een broodbakmachine gebruiken, om aan de gefermenteerde zurigheid te ontsnappen. En dan moesten ze nog te horen krijgen dat je frietjes twee keer moet bakken.
Wanneer de helft van de soep op is – iedereen heeft dan twee borden geleegd – is het voor Sem de hoogste tijd om rond te lopen. Hij spurt naar de comfortabele leunstoel waarin zijn overgrootvader daarstraks zat. “Opa! Opa!”, schreeuwt hij. Troon en pater familias behoren nog niet tot zijn vocabularium, maar de concepten zitten er duidelijk wel al in. Opa blijft nog wat aan tafel zitten; de boeuf bourguignon wordt zo geserveerd. Ook daarvan zullen we bijna de helft op krijgen.
Na tien pogingen heeft Sem het door: opa is nog niet meteen daar. Hij laat het niet aan zijn hart komen, zoekt een auto, roept: “Opa! Auto!” en is welgemeend blij dat opa hem verstaat. Niet verstaan worden was tot voor kort zijn enige noemenswaardige frustratie. Die slinkt nu met de dag; steeds meer woorden treffen steeds vaker doel. Hij brengt een speelgoedauto naar opa. Opa zet hem op tafel, Sem lacht goedkeurend en de procedure wordt herhaald. Vijftien keer.
Speel maar, kleine man. Voor dessert heb je later nog tijd genoeg. Voor het tweede dessert ook. En vergeet nooit een klein plaatsje vrij te houden voor een praline of twee, drie.
Ma jaaaa pratende Sem is het schattigste wat er is 🙂
Ollie! Ollie! Dat hebben we hier de laatste dagen ook nog veel gehoord…
Er schuilt in mij een groot verdriet, meestal zie je dit niet, het zit verborgen achter mijn façade, maar is wel elke seconde aanwezig. Als ik dan je verhaal lees, krijg ik tranen in mijn ogen, maar niet van verdriet, van dankbaarheid en geluk voor al het mooie dat hier nog aanwezig is en dat ik mee mag beleven. Dankzij jouw mooie woorden, zo prachtig geschreven, voel ik mij gelukkig.
Dat doet mij heel, heel veel plezier!
Dankbaarheid zit ook hier diep in het hartje, het onder woorden brengen is een kunst.
Kunstenaar Toko!
Weer een kippenvel moment om “u” tegen te zeggen! Ik heb het verhaal al 3 keer gelezen!! Ogen vochtig; diepe warmte innerlijk! Dikke dikke MERCI Johannes voor deze zeer zeer schone tekst over onze va !! En voor Semmeke morgen een hele dikke knuffel om zijn heerlijke rol in dit verhaal !!
Heerlijk om dit te lezen, en het onvermijdelijk wegdromen naar die ‘feestdag’. Maar ook verder dan alleen die ene dag. Een leven lang of het nu 1,5 bijna 3, 30, ….86 jaar is. Heel veel herinneringen komen boven. Net als de dankbaarheid om er deel van te mogen zijn.
Wat een mooie tekst al niet doet met een mens!
Johannes, bedankt en doe zo voort!