Muis

“Muisjes!” Geen kwade gok. “Probeer het eens met vraagjes.” Sinds kort spelen we wel eens What am I?, een gezelschapsspel met vijftig van infantiele tekeningen voorziene kaartjes, die mooi passen op vier felgekleurde kartonnen brilletjes, twee grotere voor de ouders, twee kleinere voor de kroost. In deze geëvolueerde versie van de vroegere post-its-op-het-voorhoofd, denk je best in de richting van dieren, speelgoedjes, etenswaren of voertuigen. Aiko weet dat; zij zal snel een van de vier goede startvragen formuleren. Sem kijkt bedenkelijk. Vraagjes, vraagjes… “Konijntjes!”

Een nieuwe gok dus, wat hadden we ook gedacht? We prijzen ons al gelukkig dat hij een ánder dier geraden heeft. Twee weken geleden dacht hij om een of andere reden dat er een aap op zijn brilletje stond. Na lang onderhandelen was hij bereid te vragen of hij een dier was; onze ja was nog niet koud of hij vroeg met hernieuwde hoop: “Ben ik een aap?” Nee, een aap was hij niet, wel een dier. Zijn vraag en zijn gok herhaalden zich alsof we nooit geantwoord hadden, tot hij er de buik van vol kreeg en om een liedje van kapitein Winokio vroeg, dat van de strandsandalen, als ik me niet vergis.

Hoe anders pakt hij dat andere spel aan, het gelukkig geenszins geëvolueerde Wie is het? Steevast steekt hij van wal met de vraag: “Draagt mijn manneke een bril?” Zoals zich raden laat, is dat een zeer goede vraag wanneer het antwoord positief is; dan kan je vier vijfde van de karikaturale gezichtjes uitsluiten. Het overkwam hem de twee eerste keren dat hij het spel speelde, met een levenslange strategie tot gevolg. Het feit dat hij de zeven volgende spelletjes verloor, deels doordat er een figuurtje zonder bril aan de overkant stond, verandert daar vooralsnog niets aan.

Is het om op te eten?

“Is het om op te eten?” L♥ smelt. Ze wil ja zeggen, dat zie ik zo, maar ze houdt het hoofd koel en zegt nee. Een ja, hoe gemakkelijk ook uit te leggen achteraf, zou de zoektocht enkel bemoeilijken. Aiko fronst; ze voelt het. “Niet om op te eten… is het dan een speelgoedje?” Nee, we zoeken geen speelgoedje. Ze trekt haar frons nog wat strakker, ziet er vastbesloten uit. “Hoe groot is het?” Dat is geen ja-nee-vraag; ook dát weet ze. Maar goed, we spelen Wie is het? noch What am I?, zitten niet op een infantiele tekening te kijken, hebben geen regels waaraan we ons moeten houden. We antwoorden met duim en wijsvinger; een centimeter of vier.

“Een krokodil!” Die hadden we niet zien komen. Onze beurt om te fronsen, duim en wijsvinger nog in aanslag. Ze lachen er zelf mee. Sem begint te trappelen van spanning en plezier; het wordt hem nog nét niet te veel. Eén grote lach is onze zoon. “Nee Sem, dat is toch helemaal geen krokodil!” Ons ernstige meisje. Ze tuurt zich suf op de zwart-witte foto op de salontafel. Haar appelsapje staat zo goed als onaangeroerd tussen papa’s ouzo en mama’s Seedlip-tonic. Ze neemt nog een handje Maya-de-bij-chips: “Geen muisjes, geen konijntjes, geen krokodil… maar het leeft toch?”

Luttele seconden later staan ze wild enthousiast te voelen, te luisteren en kusjes te geven aan L♥’s buikje, dat zich sinds enkele dagen bol aftekent onder haar kleren. We vragen of ze een broertje of een zusje verkiezen. Ze zijn het meteen oneens en veranderen binnen de minuut een keer of vier van positie. De volgende ochtend liggen ze beiden bij ons in bed. “Met vijf liggen wij hier!” roept Aiko trots. Sem trappelt alweer van plezier, maar anders en voorzichtiger dan anders, niet in de richting van L♥’s buik. “Ik ben voorzichtig voor het broertje!” – “Of het zusje!”

Of het zusje ja, we zien wel.

4 comments

  1. Proficiat met de nieuwe spruit die in aantocht is. Voor wanneer ongeveer verwachten jullie de blijde gebeurtenis?
    Dikke zoen van ons allebei aan jullie allemaal.
    T.Griet.

Leave a comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.