De afwasmachine loopt, de broodbakmachine zal over drie uur en zevenendertig minuten aan haar dagelijkse klus beginnen en wat ik met de hand heb afgewassen, staat uit te lekken op het rek. De keuken ziet er aanvaardbaar proper uit. Ik ben klaar. Wat is het stil geworden in huis, alsof iemand een dampkap heeft afgezet die de hele dag gezoemd heeft. Ik open de deur naar de eetkamer. Ze zit te tekenen. Wat zeg ik, ze kleurt. In een kleurboek, met kleurpotloden, vol overgave. Ze merkt dat ik haar gadesla, slaat haar ogen niet op. Wat is ze mooi in het ongedimde licht, met haar goudblonde haren en haar bloedernstige blik.
Zorgvuldig vult ze kleurenbanen in een lachende vis. Het heen en weer van de afgebotte punt verzacht haar gedachten. De therapeutische werking van haar activiteit lijkt me plots vanzelfsprekend. Geen beter tijdverdrijf bij liefdesverdriet, depressie of strubbelingen op het werk, denk ik. Doch daar heeft L♥ weinig last van: op het werk gaat alles goed, voor depressie heeft ze weinig talent en voor liefdesverdriet geen enkele aanleiding. “Voor mijn lief, klein Semmeke”, schrijft ze in mooie, regelmatige lagere-schoolletters onderaan de bladzijde. Dan kan ze aan de complexere tekening voor haar dochter beginnen.
Een hele week naar Amerika voor het werk. Hoe moet ze dat overleven, zonder haar kindjes? En haar kindjes zonder haar? Ze troost zich met de gedachte dat ze wat groter zijn dan vorige keer, toen ze naar het verre Oosten is gevlogen. Dat heeft indruk gemaakt op onze peuters, maar of ze er veel van begrepen, viel te betwijfelen. “Je gaat New Orleans en Detroit zien, schat”, zeg ik jaloers. Natuurlijk heeft ze er ook wel zin in. Ik hou nog wat op reserve. Weggaan is altijd leuker dan achtergelaten worden, de orkanen zijn voor een staat verder voorspeld.
Een sierlijke paarse krabbel strekt zich uit over een spelende hond en zijn bal
’s Anderendaags zitten we met zijn drieën aan het ontbijt. L♥ is in alle vroegte vertrokken. Pijnlijke taferelen van onhandig afscheid zijn ons bespaard gebleven dankzij vroege vluchturen, dreigende files en paspoortstress. Sem speelt met een nieuwe tankwagen, Aiko met een nieuwe Barbie. Die andere heb ik laten verdwijnen, die éénbenige, slachtoffer van een zeldzame vlaag van baldadigheid. Sem vraagt om een stift. Zijn kleurboek wordt ingewijd. Een sierlijke paarse krabbel strekt zich uit over een spelende hond en zijn bal. Een meisje met een ijsje deelt in zijn lot.
’s Middags eten we pompoensoep. We proberen met ons lepeltje wat melk te motiveren om mooi in de vorm van een hartje te blijven liggen en strooien er wat peterselie over. Aiko doet wat ze kan om daarvan een M te maken. Haar concentratie gooit me zestien uur terug in de tijd. Wat lijkt ze op haar mama. Werktuiglijk breng ik haar de plastic doos met kleurpotloden, ook al heeft ze daar niet om gevraagd. We plakken stickers op een weekplan. Zo zien we hoelang mama nog wegblijft. Nog zeven dagen. “Ligt papa dan ’s nachts helemaal alleen in bed?”, vraagt ze, vol medelijden. De volgende nachten zullen onze kinderen beurtelings om een uur of vier wakker worden en een plaats in het ouderlijke bed opeisen.
’s Avonds kruipen we dicht tegen elkaar aan in de zetel, de ogen vol spanning gericht op de iPad. We gaan skypen met L♥. “’t Is daar nu nog licht in Amerika, hé papa!” – “Dat is waar, meid. Het is vroeger in Amerika. Als wij opstaan, slapen ze daar nog en als wij moeten gaan slapen, is het daar nog dag! Heeft mama jou dat verteld?” – “Ja papa, maar dat is ook normaal hé, want de aarde is een grote bol en de zon die staat dan hier” – haar handje wijst in het in het ijle – “en die bol die draait dan en daarom is de zon eerst hierboven en dan draait dat hier weg en dan draait Amerika in de zon hé, papa, ha ja!”
Kakt na ne kleurboek.