Ofwel is de Duitser een feestneus, ofwel wonen wij in de lolhoek van Duitsland. In de Pfalz kan je elk weekend naar een wijnfeest, vanaf de bloei van de amandelbomen in maart tot het einde van de oogst, half oktober. Van de eerste zondag van de advent tot Driekoningen zijn er kerstmarkten. Ter wille van de integratie lijkt het ons belangrijk zoveel mogelijk van de partij te zijn. Enkel in november en februari moeten we daarvoor andere wegen bewandelen.
Toen we op een zaterdagavond in december de prachtige stadskern van Freinsheim binnenreden, vroor het middeleeuwse natuurstenen uit de grond. In dit flink uit de kluiten gewassen dorp, dat zich Durbuygewijs stad mag noemen, kuierden we door de stemmige, smalle straatjes met één oog op de houten kramen en één oog op onze kleine wildebrassen, die met hun geruite skipakjes tussen de volwassen benen slalomden. “Zo’n kerstmarkt is hier toch anders dan bij ons”, zei L♥ en ze had gelijk.
Ook in Deidesheim, waar we een week later ’s zondags om elf uur present tekenden om de toeristenbussen voor te zijn, werden we getroffen door een kerstmarktgevoel dat we niet kenden. Was het de sneeuw, die wel erg gewillig in dikke vlokken op de rode kerstmutsen viel? Was het de geur van Bratwurst en Glühwein, die we in België toch ook ruiken? Het had iets te maken met authenticiteit, met de vermoedelijke motieven van de andere bezoekers om hier te zijn.
Niemand achterlaten… een mooie kerstgedachte
Nochtans is de historische bakermat van de kerstmarkt zeker niet de Pfalz, maar het Ertsgebergte, dat in het zuiden van Saksen de grens met Tsjechië markeert. De tijden van zilver en tin zijn vervlogen, maar springlevend is de houtsnijkunst, die zich ontwikkelde tijdens de vele crises die de mijnbouw kende, voor hij goed twintig jaar geleden ten einde kwam. Houten poppen in alle maten en gewichten worden met felle kleuren beschilderd. Vaak krijgen ze een plekje in een mobiel of een carrousel.
Elke Ertsbergbewoner zet een Schwibbogen voor zijn venster, een boog met kaarsen of lichtjes erop, rijkelijk versierd. De vorm verwijst naar een oud gebruik in de mijnbouw. Kompels verdwenen voor zonsopgang in de mijnschachten, elk met zijn eigen lichtje. Wanneer ze na zonsondergang weer boven kwamen, hingen ze hun lichtje op aan de boogvormige ingang van de mijn. Zo kon de ploegbaas gemakkelijk controleren of iedereen teruggekeerd was. Niemand achterlaten… een mooie kerstgedachte. In de spreektaal betekent Kumpel overigens vriend, kameraad.
Aiko staat met open mond naar enkele traditionele Raüchermännchen te kijken. “Je kan er wierook in branden”, zeg ik, “dat ruikt heel lekker. En die smalle figuurtjes zijn notenkrakers. Nussknacker. Zoals de suite, die gaat over zo’n houten mannetje.” Ze kijkt bedenkelijk. Kan je daarmee een noot kraken? We zijn in Speyer, op uitnodiging van L♥’s Duitse baas in Antwerpen. Eerder dit jaar nodigde hij “zijn” Belgen al eens uit op een wijnfeest, vandaag op de kerstmarkt. Hij loopt af en aan met wijntjes warm en koud, Kartoffelpuffer, Wildschweinbratwurst, geroosterde kastanjes.
Onze indruk van de Bratwurst kan hij enkel bevestigen: Duitse is beter. Over schnitzel denken wij trouwens hetzelfde. Waar in België het paneermeel de mindere kwaliteit van het vlees moet verdoezelen, zit er in Duitsland een prima stuk vlees in het korstje. Ook Glühwein is hier niet zomaar gekruide warme wijn. De meeste kramen verkopen verschillende soorten Glühwein, van verschillende druiven. De Dornfelder, bijna overal verkrijgbaar, spant wat mij betreft de kroon.
Op weg naar huis zien we afwisselend Schwibbögen en kitscherige verlichting achter de avondlijke ramen. “Wist je dat nieuwe bewoners in het Ertsgebergte bezoek krijgen van de burgemeester?”, vraagt L♥, “Ze krijgen bijzondere instructies omtrent de verlichtingsgewoonten. Geen flikkerende rendieren of groenblauwe kerstboomcontouren daar. Enkel Schwibbögen.” Dat wist ik niet. Maar ik weet wel waar we dit jaar in december op weekend gaan.
1 comment