Op een doodnormale, doordeweekse dag rijdt Hausmann door de wijngaarden naar het schooltje, zoals de Kindergarten ten huize Hausmann wordt genoemd. De druiven zijn rijp. Sommige wijnboeren hebben half Augustus de oogst al aangevat, etymologisch volledig verantwoord, maar erg vroeg voor de Pfalz. De burgemeester is er deze maandag aan begonnen, slechts een week vroeger dan anders volgens zijn moeder, en die kan het weten, want zij was het die samen met haar man een gemengd veehoudersbedrijf omvormde tot het wijnhuis, waarin ze nog steeds meedraait. Het is droog en heet geweest dit jaar. Alle landbouwers klagen, behalve de asperge-, aardbeien- en wijnboeren. Die heffen het glas op 2018 en op de klimaatverandering.
Een buizerd zweeft laag boven de wijnstokken; kraaien vluchten een eenzame kastanje in. Ook mijn dochter lijkt te zweven op haar loopfietsje. Ze kwettert vrolijk over de pikkel die er sinds kort aan hangt, kijkt ernaar, waarvoor ze haar linkerbeen zo lang mogelijk naar achteren houdt. Het zal vast gemakkelijk zijn te leren fietsen met trappers als je je evenwicht al zo gemakkelijk houden kan. Die blauwe druiven zijn toch definitief fotogenieker dan die witte, denk ik, en ik schaam me voor de aanslag die mijn Zweitsprache pleegt op mijn moedertaal. Het is hier oogverblindend mooi, nu mijn oogvocht niet meer begint te koken van de hitte.
Dat mijn dochter haar rechte lijn beter houdt dan haar vader, heeft alles te maken met de luimen van mijn zoon. Tevreden zit hij achterop, veilig vastgesnoerd en met een fietshelm op het hoofd. Ook hij wil naar de pikkel kijken en gooit zijn hele gewicht naar links. Hij is trots op het effect dat dat sorteert en dwingt mij in een slalom die Aiko vrolijk imiteert. “Jeep!” roept Sem, wanneer we in de fietsenstalling aankomen. Vreemd vind ik dat, tot ik een fietskar opmerk met een reservewiel aan de achterkant. Nog nooit gezien, zoiets. Waarschijnlijk kan je het gevaarte daarmee ombouwen tot een driewieler. Ik steek de speelplaats over, aan elke hand een kind, aan elk kind een rugzakje.
Sem zit in fase twee van zijn Eingewöhnung. Na anderhalve week zijn we zover dat ik hem ’s morgens naar zijn groepje mag brengen, afscheid neem, en een goed uur op de eerste verdieping ga doorbrengen met een tijdschrift. Het valt hem niet zwaar achtergelaten te worden. Voor Aiko is het merkwaardig genoeg veel moeilijker. Sinds haar broertje naar haar schooltje komt, verlaat ze gemakkelijk haar eigen groepje om bij de kleintjes mee te spelen. Wanneer ik dan om tien uur met Sem naar huis vertrek, wil ze graag mee natuurlijk. “Nog even geduld, Aiko”, sust een opvoedster, “over een week of twee mag Sem ook tot op het einde blijven”. Dat betekent 12.15. In Hausmanns planning zijn we zover over twee dagen.
Als ik ergens van de Duitse taal ben beginnen houden, dan wel in der Spiegel.
Vanop de verdieping werp ik een blik op het Haardtgebergte. Ik zie fort Wachtenburg, kloosterruïne Limburg, het vlaggentorentje van onze eerste wandelingen. Ik zijg neer in de enige zetel en verdiep me in der Spiegel. Wat een heerlijk boekje. Duitse degelijkheid in de journalistiek. Relevant, betrouwbaar, diepgaand. Lijvige hoofdartikelen, die geen seconde vervelen. Ook de stijl kan ik ten zeerste appreciëren. Wat mijn oordeel waard is, weet ik niet, maar hoe welluidend zijn die zinnen hier toch! Elegant en methodisch gaan ze op hun doel af, zonder zich te laten opjagen. Als ik ergens van de Duitse taal ben beginnen houden, dan wel in der Spiegel.
Ik stoot op een artikel over beeldvorming rond ouderschapsverlof. Ik herinner me mijn eerste, nog moeizame gesprekken met de dames van de Krabbelgruppe over dit voor de hand liggende thema. Duitse koppels hebben per kind veertien maanden naar believen te verdelen, met een maximum van twaalf maanden per partner. Dat zegt iets over het belang dat men aan het familieleven hecht in een land dat toch in de eerste plaats bekend staat om zijn economische succes. Het is een flexibel systeem, dat man en vrouw gelijke mogelijkheden geeft om naar eigen goeddunken tijd in het gezin te investeren.
Doch daar knelt het schoentje, lees ik nu: de wetgever is de geesten enigszins voor. Vrouwen die na hun eerste bevalling wat minder ouderschapsverlof nemen zouden voor een werkgever in principe interessanter moeten zijn dan vrouwen die de volle twaalf maanden nemen, want een volgend kind behoort toch tot de eerder waarschijnlijke mogelijkheden. Uit een studie blijkt dat dit niet zo is. Fictieve CV’s met twee maanden ouderschapsverlof in een verder of minder ver verleden leidden in 13,9% van de gevallen tot een uitnodiging voor een eerste gesprek, vergelijkbare CV’s met twaalf maanden in 21.7%, een enorm en onverwacht verschil. Waarom toch?
De CV’s werden voorgelegd aan een groep studenten om karaktereigenschappen toe te kennen aan de persoon die ze achter elk CV vermoedden. De vrouwen die weinig ouderschapsverlof namen, werden vaak bestempeld als egoïstisch, (over)ambitieus, ongevoelig. Vrouwen met een langere periode thuis, kregen vaker kwaliteiten als intelligentie, luisterbereidheid, hartelijkheid en leiderscompetentie toebedeeld. Bij de mannen was van dat onderscheid niets te bespeuren. Veel ouderschapsverlof nemen werd niet afgestraft, meteen weer aan de slag gaan evenmin.
Hausmann laat het niet aan zijn hart komen. Hij woont tenslotte niet in Utopia, maar in het bijwijlen dobberende slagschip van Angela. En dat is goed zo.