“Niet zo wiebelen schat, straks vallen we nog.” Ik voel hoe mijn dochter achter mijn rug even stil gaat zitten en weet dat ik nu een seconde of twee heb om voor afleiding te zorgen, anders dreigt de rest van ons fietstochtje nog een hele onderneming te worden. De dokter woont twee dorpen verder, maar een kilometer wordt langer als de fiets van links naar rechts wordt gezwiept. Luid zingt ze een nonsenstekst op een Kindergartenlied; ik ben al blij dat het niet “aan de Noordzeekusten” is, waaraan haar dansje ontleend lijkt.
Een lekker bochtig parcours, dat zou nog eens wat zijn. Ik zou wat aan mijn techniek kunnen werken en zij zou het gevoel kunnen opdoen van lekker én functioneel in de bocht hangen. Skiën moeten we misschien ook maar eens proberen. Helaas moeten we nu nog even rechtdoor; zo gaat dat als je ergens naartoe fietst, naar de dokter dan nog. Nog enkele honderden betonplaten, zonder één bocht erin. “Kijk, een roofvogel!”, zeg ik. Ik zou niet weten welke precies, maar dat zal Aiko worst wezen.
Prachtig beest, zou het een havik zijn? Traag, machtig, beheerst cirkelt hij de hoogte in. Dan vliegt hij over de wijngaard, mee met de richting van de eindeloze rijen wijnstokken. De gesnoeide twijgen hangen nog vast in de draden. We turen in de richting van de heuvel en zien wat onze gevleugelde vriend ook gezien heeft. “Kijk, papa, een konijn!” Wel groot zeg. En wanneer het op de vlucht slaat, op volle snelheid rechtdoor, weet ik het helemaal: “Dat is een haas, meid, konijnen slaan haken.”
Van uitstel laat mijn kleine meid geen afstel komen
Ik kan mij wel voor het hoofd slaan. Hoe kan ik zo dom zijn? Terwijl ik kort uitleg wat dat betekent, haken slaan, weet ik wat mij te wachten staat. Het is alleen nog de vraag hoe ze het thema zal inleiden. “Haak is ook een piraat, hé papa!”. Zo dus. “Waarom heet die eigenlijk Haak?” Geen weg terug. Vier keer heb ik haar vandaag al verteld over de krokodil van Peter Pan en de onfortuinlijke piraat. Zij mij misschien wel vijf keer.
Luid en bijgevolg vol medelijden met mijn arme stemmetje begin ik te vertellen. Hand eraf, haak erop. Zoals steeds heeft Aiko geen greintje medelijden met de zeerover, want hij is slecht. Wanneer we een tractor kruisen, onderbreek ik even, maar van uitstel laat mijn kleine meid geen afstel komen: “Heel het verhaal, papa!” Indianendorpen, gekidnapte tijgerlelies en vliegende kinderen passeren de revue. Ze merkt niet eens dat we een speeltuin voorbijrijden.
Peuterboekjes lezen vond ik altijd heerlijk: je kijkt met een uk op je schoot naar de prentjes en fantaseert erop los. Telkens opnieuw blijkt de verbeelding van je kind uitzinniger, absurder en een flink stuk wreder dan die van jou. Een kleuter verwacht klaarblijkelijk toch iets meer trouw aan het verhaal. Ongestraft bladzijden overslaan is er niet meer bij, plotwendingen negeren of veranderen ook niet. Aan inleving geen gebrek: “Ik ben mijn schaduw ook eens kwijt gespeeld” – “Echt?” – “Ja, bij moeke en vake, maar we hebben hem terug aan mijn voetjes genaaid.”
Bij de dokter bewijst mijn kleine muis haar moed. Ze wordt ingeënt tegen FSME. Dat teken smerige beestjes zijn, wisten we al langer dan vandaag, maar aan de overkant van de Rijn verspreiden ze een soort hersenvliesontsteking met zeer ernstige gevolgen. Ook het Pfälzerwald, aan onze kant, is sinds enkele jaren risicogebied. Aiko vraagt in het Nederlands of de verpleegster haar schaduw eraan komt naaien; ik begin zelfs niet aan een vertaling.
Terug thuis spelen we Peter Pan. Aiko verkleedt zich in Haak en gaat aan boord van haar piratenschip. Daarvoor gebruikt ze het Wobbelboard van Sem. Het blijft me verbazen hoeveel toepassingen die twee voor die kromme plank blijven vinden. Ze wiegelen en wippen erop, draaien ze om als een soort glijbaan. Ook als viaduct heeft het ding als dienstgedaan: treinsporen eronder, autobanen erop. Sem mag Peter Pan zijn. Met zijn anderhalf leeft hij zich nog niet echt in in het verhaal. Wel lijkt hij te geloven dat hij kan vliegen, want hij duikt voorwaarts uit de zetel, zonder zijn handen te zetten.
Kussens breken zijn val. Krokodillentranen. “Ik ga even kijken, Aiko, want met onze Sem is er iets niet helemaal in de haak”, zeg ik, maar dat vindt ze niet grappig.