Fasnacht

Ik schuifel over een vers sneeuwtapijt met mijn ingeduffelde dochter, een winterprinsesje met alles erop en eraan: blauw-rode muts, blauw-rode sjaal, handschoentjes, die met de krabbetjes, waarin een touw, waaraan de slee. We glijden enkele rondjes tussen de smeedijzeren poort en de garage. We kijken naar de krokussen: gele opengesperde bekjes, die zich lijken te verslikken in het wit. Ze moeten zich behoorlijk bekocht voelen na het van lente zwangere zonnetje van gisteren. Daarna kwijten we ons van onze burgerplicht. We vegen de stoep. Grijs ligt de straat tussen witte voetpaden, lichtkleurige gevels en witte daken; het dorp is een ingeslapen dier. Niets herinnert nog aan de carnavalsstoet van afgelopen weekend.

Loopt de Duitser op een doordeweekse dag doorgaans mooi in het gareel, dan gaat op gezette tijden het hek van de dam. Een uur voor de stoet door onze straat zal trekken, verzamelen ongeduldige gezinnetjes, loslopende tieners en uitgelaten gepensioneerden rond het kruispunt. Daar misstaan we niet, lieveheersbeestje, Bumba, zebra, en kapitein Haak. Vake vogel en moeke giraf zijn ook van de partij. Enkele dames van middelbare leeftijd parkeren hun kruiwagen naast ons en openen een eerste flesje Sekt. Zo liggen er nog enkele in hun beglitterde carnavalsvehikel, rondom een kleine muziekinstallatie.

Waarom zou er zoveel behoefte bestaan aan ontsnappen? Misschien heeft het iets met de Duitse regels te maken: ze hebben er niet meer dan wij, maar ze houden zich er wel beter aan. Ze zijn zich er ook meer van bewust, wellicht. Duitse chauffeurs beschouwen de maximumsnelheid als maximum, niet als minimum, zoals in België. Ze vinden sneller de weg naar het rechter baanvak en hangen zelden in iemands achterste. Rijd je op een parking in een andere richting dan aangegeven door de witte pijl, dan kan je je aan een vriendelijke doch kordate opmerking van een voorbijganger verwachten. “Zonder daar zuur over te doen,” zegt L♥, “gewoon duidelijk, goedbedoeld.” Elke Duitser is tenslotte Freizeitpolizist.

Saufen

Inmiddels is het eerste tromgeroffel te horen; de spanning bij onze verklede kinderen stijgt. De stoet had om 19.11 moeten vertrekken, maar dat is waarschijnlijk niet gelukt. Een paar speakers stelt elke carnavalsgroep voor: de naburige dorpen zijn goed vertegenwoordigd, maar er zijn er toch ook die een kleine honderd kilometer afgelegd hebben met hun feestwagen. Heksen, militairen, bonte vogels en schelmse rusthuisbewoners verbazen de kinderen, boezemen hen een beetje angst in of minstens verlegenheid, maar maken dat ruimschoots goed met snoep, popcorn en chocolade.

Saufen, morgens mittags abends… Sem is blij met elke tractor die voorbijrijdt; hij wijst en roept. De muziek en de dansers maken voorlopig weinig indruk op hem. Ich will saufen. Der Hahn muss laufen … Een Hanh is, behalve een haan, ook een kraan. morgens mittags abends er muss laufen… L♥ heeft de schlagerbeat te pakken. Het is moeilijk om níet mee te zingen. Hauptsache Alkohol! Waren de kinderen er niet bij, we zouden de stoet gevolgd hebben tot aan het einde, op het dorpsplein, in plaats van tot aan ons huis, op de tonen van de aanstekelijke hit van Ingo Ohne Flamingo, de Berliner met het eeuwige eendenmasker.

De volgende ochtend liggen her en der flesjes en verpakkingsplastic, een ongewoon zicht in ons brave dorp. Want met vuiligheid is het als met sneeuw: na de val komt de veeg, en ’s namiddags is er geen spoor meer van te bekennen.

Leave a comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.