In het oude stadscentrum van Dresden hebben uitlaatgassen de gelige gebouwen grijs gekleurd. Ik vraag me af of het opzettelijk zo gelaten wordt, als maakte het de kerken en paleizen echter. Echt oud zijn ze natuurlijk niet, want op 15 februari 1945 lag 70% van Dresden in de as; in de Altstadt stond nauwelijks nog een bouwwerk overeind. Als laatste stortte de Frauenkirche in. Dat die er vandaag zo proper uitziet, hoeft niet te verbazen. Ze werd pas heropgebouwd na de hereniging van Duitsland. Een barok-kerk uit de jaren 90.
Ik herinner me hoe gechoqueerd ik was, een jaar of zeventien oud. Een oorlogsmisdaad van de geallieerden, dat kón toch niet? Een tapijtbombardement, bewust uitgevoerd om een vuurstorm te creëren in een stad die zich daartoe leende: niet te veel industrie, nog niet te veel voorafgaande schade, wel veel middeleeuws hout: kon het beter? Alsof de 20 000 tot 25 000 burgerslachtoffers op twee dagen tijd niet volstonden, verkondigde de nazi-propaganda een veel hoger aantal, en lanceerde ze de legende van de duikvluchten met mitrailleurvuur op individuele vluchtenden.
Mijn zoon trekt aan mijn arm. Hij heeft een koppel paarden gezien met een kar. Die horen bij een toeristische trekpleister als een sirene bij een politiewagen, mompel ik. Mijn woorden zijn nog niet koud of er komt juist eentje langs gereden; dat moet ik veroorzaakt hebben. Sem wijst, lacht en stormt naar een standbeeld: zijn zusje is de zeven treden opgeklauterd en staat te poseren voor de sokkel. L♥ fotografeert haar met op de achtergrond de Semperoper, Dresdens gerenommeerde operagebouw. Waar is de tijd dat we op citytrip ’s avonds wat cultuur konden meepikken?
We steken de straat over en betreden de Schloßkirche. Wat zijn ze braaf en stilletjes in de kerk. Het interieur is opvallend licht, vergeleken bij de grauwe buitenkant. Trots herkennen ze Jezus, waarna ze ons met aandrang vragen de precieze aanleiding en voltrekking van zijn doodstraf te verklaren, wat we op hun leeftijd een hele uitdaging vinden. Het kerstverhaal vonden we veel leuker om te vertellen, maar dat werd na een keer of drie genadeloos van de troon gestoten door Opa Pettson en eender welk Bijbelverhaal waarin geweld voorkomt. L♥ maakt er het beste van. Na het verhaal vragen ze over elk standbeeld wie er precies afgebeeld is. We vuren gokjes af uit ons arsenaal aan heiligen en evangelisten, tot Sem met een bevrijdende, zij het verrassende want totaal afwijkende vraag op de proppen komt: “Is hier ook een dirigent?”
We vuren gokjes af uit ons arsenaal aan heiligen en evangelisten, tot Sem met een bevrijdende, zij het verrassende want totaal afwijkende vraag op de proppen komt
Enkele weken geleden concerteerde het Kammerorchester Bad Dürkheim in de kerk van Friedelsheim. Papa speelde mee. Mama nam met de kinderen plaats op de laatste rij, kwestie van snel te kunnen vluchten als Mozart en Albinoni uit de gratie zouden vallen. Sem en Aiko brachten het er aardig van af, afwisselend door hun fascinatie voor de muziek en L♥’s bezigheidstherapeutische initiatieven. De rest van de week speelden ze thuis dirigentje. Ik moest met mijn viool reageren op elke arm- en hoofdbeweging en, belangrijker nog, snel zwijgen wanneer ze afsloegen, wat zelden langer dan tien seconden na hun indrukwekkende startsein gebeurde.
“Nee Sem, hier is geen dirigent, maar buiten hangt er wel een soort prentenboek tegen de muur!”, zeg ik. Dat vindt hij ook goed. We wandelen door de Auguststraße, langs de Fürstenzug, een tegeltableau waarin keurvorsten, graven en prinsen afgebeeld zijn in porseleinen tegels, eerder indrukwekkend dan mooi. Even verder wordt de Neumarkt gedomineerd door de Frauenkirche, maar de voorgevels van de hotels, restaurants en winkels mogen er ook best zijn. Midden op het plein houdt een reuzenbellenblazer een twintigtal kinderen bezig; de rattenvanger van Hamelen is er niets bij. Onze kinderen houden zich niet in: die bellen moeten kapot!
’s Namiddags nemen we de tram naar de Neustadt, het nieuwe Dresden dat ten dele ouder is dan het oude. Hier bevinden zich hippe winkels, restaurants en bars die een wild nachtleven laten vermoeden. In de Kunsthofpassage zijgen we neer: we hebben eten nodig. Absurde constructies met regenpijpen en fantasiedieren uit blinkende tegels sieren hier de bontgeverfde gevels. Ik vraag mij af of onze kinderen een stijlverschil merken met de laat-barokke ornamenten van deze voormiddag. In afwachting van onze spuitwatertjes en tapas vraag ik: “Wat vonden jullie nu het aller- aller- allerleukste dat jullie gezien hebben?
Bedachtzaam kijken ze elkaar aan, zwijgend lijken ze te overleggen, en dan, alsof ze een beslissing genomen hebben: “De paarden met de koets, de politie en Jezus.”